![]() Volgens Cees Nooteboom schrijft Leopardi in zijn Zibaldone dat de dichter niet alleen de natuur moet imiteren en perfect beschrijven, maar dat hij dat ook nog eens op natuurlijke wijze moet doen. Ga er maar eens aan staan. Nu ik deze generalistische kattebelletjes al meer dan een jaar schrijf, vraag ik me soms af of ik steeds minder weet over steeds meer, of eerder omgekeerd. De hazelaar stond ook dit jaar weer drie weken vroeger in bloei dan honderd jaar geleden. De kleine paarse sliertjes op de kale takken zijn de vrouwelijke bloemen. Wanneer de katjes – de mannelijke bloemen – helemaal uitgestrekt zijn, komen de stuifmeelkorrels vrij en begint de kringloop van het leven weer helemaal opnieuw. Drie weken vroeger dan normaal, maar wat heet tegenwoordig normaal? De machtigen der aarde lijken weinig om de hazelaar te geven. Ze hebben het liever over schone steenkool. Het is eind maart en de egel is ook wakker. De zon staat nog laag en schijnt voor het eerst dit jaar weldadig op mijn gelaat. Ik sta in het midden van mijn tuin en kijk verstrooid naar het gelukzalig makende heldere geel van de snavel van een mannetjesmerel. Hij zit wat verscholen in een al even gele forsythia (Chinees klokje) en experimenteert uitbundig met enkele nieuwe melancholische zangvariaties. Aangeleund tegen een ruwe berk staat een prachtige hulst in bloei. Ook in het geel. Kleur is duidelijk terug van weggeweest. De forsythia is net als de hazelaar een ‘naaktbloeier’: de plant bloeit als deze nog geen bladeren heeft en is voor bestuiving afhankelijk van de wind. Een halsbandparkiet vliegt luid krijsend over. Hij is alleen. Een ‘hij’, want de smalle band rond zijn nek is roze en bij de keel zwart. De vrouwtjes hebben een geheel groene kop. Meestal zie ik ze in grotere aantallen, meer in de buurt van Zaventem. Daar komen ze soms over in gesloten gevechtsvliegtuigenformatie: onverwacht veel lawaai, razend snel en ongelooflijk wendbaar. Arrogante exoten op oorlogspad. De uit hun boomholten verdreven boomklevers in het Imbroek kunnen erover meepraten. Boomklevers zijn die sympathieke kleintjes met een blauwgrijze rug en een geel/oranje/isabelkleurige onderkant. Boomklevers onderscheiden zich vooral door die ondeugende en zeer uitgesproken bandietenband voor de ogen. Ze lopen – alsof het niets is –, de zwaartekracht tartend, een boomstam loodrecht naar beneden. De boomkruiper daarentegen is iets doordeweekser grijsbruin, loopt de boomstam alleen omhoog en vliegt eenmaal boven terug naar onderaan de volgende boom om daar als een insectenstofzuiger rustig terug naar boven te wandelen. Ook nieuw in mijn tuin dit jaar zijn een verliefd stelletje kuifmezen. Mezen begin ik onderhand te kennen en deze twee komen onmiskenbaar recht van bij de kapper met hun parmantig rechtstaande kuif op die kleine verliefde wiebelende kopjes. Auditief kan je bij kuifmezen niet missen door hun goudhaantjesachtig ‘sisisi’ gevolgd door het zeer kenmerkende ‘turr’. Niet in mijn tuin, maar iets verder, bij de poel in het Huntsmanbos, zit sinds kort regelmatig een blauwe reiger. Als je die poel voorzichtig langs de kant van de meidoorn en de Gelderse roos nadert, kan je er hem soms betrappen terwijl hij zijn toilet maakt. De pommade die hij gebruikt om zijn veren droog te houden, haalt hij met zijn ‘poetsklauw’ uit poederdonskussentjes. Die poederdonskussentjes op de borst en aan de zijkanten van de stuit worden regelmatig bijgevuld door poederdonsveren. De meeste watervogels vetten hun veren in met stuitolie. Bij reigers is de stuitklier echter verschrompeld. De taak van deze klier is overgenomen door deze poederdonskussentjes. Om hun veren waterdicht te houden, wrijven de reigers zich in met dit poeder. De poetsklauw waarmee ze dit doen, is de klauw van de middelste teen, en hij wordt zo genoemd omdat hij een speciale getande rand heeft. Op de laatste bestuursvergadering van Natuurpunt Kortenberg viel het woord ‘schoontijd’. Nog zo’n schoon woord dat mijn aandacht trok. Schoontijd is de periode van 1 april tot 30 juni, waarin er in een bos niet gewerkt en zeker niet gekapt mag worden, omdat anders de broeitijd van de vogels verstoord wordt. Tijdens de schoontijd is het hekje rechtsom de vijver van het Torfbroek op slot. Dan kan je als wandelaar enkel linksom, en op de andere helft is tijdens deze schoontijd dan de vogel de koning te rijk. De ooit zo rijke woordenschat om de nuances in de natuur te beschrijven is de laatste decennia helaas ernstig geslonken. Met de woorden verdwijnt de kennis over de complexe ecologische verbanden. We begrijpen de landschappen steeds minder, hechten er minder betekenis aan en zo krijgen ze voor ons minder waarde. Daardoor kunnen we ze ook gemakkelijker verwoesten, op jacht naar het snelle gewin en het ‘fake news’ van de schone steenkool. Geef mij dan toch maar liever schoontijd.
0 Reacties
Uw commentaar zal worden geplaatst nadat het is goedgekeurd.
Laat een antwoord achter. |
De Generalist
Alles
AuteurLudo Luykx |